Drukregelaars

Ingebruikname

  1. Controleer of de rubberring in de kraan aanwezig is. (alleen bij Din-kraan)
  2. Controleer of bij de inlaataansluiting van de regelaar de rubberring aanwezig is.
  3. Monteer de drukregelaar op de fleskraan door de 30mm zeskant moer (linkse draad) met de hand goed vast te draaien.
  4. Bij de drukregelaar met ¼ links buitendraad aansluiting:
    de aansluiting of slangpilaar op de uitlaataansluiting van de regelaar schroeven en vastdraaien.
  5. Bij de regelaar met een slangpilaar aansluiting:
    gebruik uitsluitend een goedgekeurde propaanslang: NEN5654 – EN559, geheel over de slangpilaar schuiven en vastzetten met een wormschroefslangklem.
  6. De werking van de regelaar is niet afhankelijk van de stand.
  7. Indien de drukregelaar buiten wordt gebruikt dient deze beschermd te worden tegen het indringen van water.
  8. Drukregelaars met een afblaasmogelijkheid mogen in boten en capers gebruikt worden. (ventieltje boven op de deksel van de drukregelaar) andere uitvoeringen niet.

De drukregelaar heeft een verwachte levensduur van 10 jaar. Het is aanbevolen de drukregelaar te vervangen binnen 10 jaar na productiejaar. 

Belangrijk
Voor gebruik dient de gasinstallatie op dichtheid gecontroleerd te worden. Hiervoor kan men zeepsop of een gaslekspray gebruiken. Wordt een lekkage ontdekt, eerst controleren of de aansluitingen goed aangebracht zijn en de controle herhalen. Bij blijvende lekkage de fleskraan sluiten en de gasinstallatie laten nakijken door een vakhandelaar.


Drukregelaars

De drukregelaar moet ervoor zorgen dat de gasdruk uit de fles wordt gereduceerd tot 3 of 5 kPa (0,03 of 0,05 bar). In een butaangasfles kan de druk oplopen tot 410 kPa (4,1 bar) bij 50 IC; deze druk moet dus enorm worden teruggebracht. In een propaangasfles kan de druk oplopen tot 1700 kPa ( 17 bar) bij 50 IC; ook deze druk moet worden gereduceerd tot bovengenoemde waarde. Het is duidelijk dat de drukregelaar voor propaan een veel groter drukverschil (van 1700 kPa naar 3 of 5 kPa) moet overbruggen dan de drukregelaar voor butaan (van 410 kPa naar 3 of 5 kPa). Het gevolg hiervan is dat er twee soorten drukregelaars bestaan, namelijk drukregelaars voor alleen butaan en drukregelaars voor zowel propaan als butaan drukregelaar bestemd voor alleen butaan mag nóóit worden gebruikt voor propaan. Deze drukregelaar is te herkennen aan de ‘B’ van butaan of aan een opschrift ‘max. 5 bar’ (5 kg/cm2).

Werking drukregelaar

De werking van de drukregelaar kan het beste worden beschreven aan de hand van bijgaande tekening. Het gas stroomt links onderaan binnen, passeert de afsluiter en stuit dan op een afsluitklep. Die afsluitklep is door middel van een hefboom verbonden met het membraan. Het membraan wordt door een veer naar beneden geduwd. Hierdoor wordt met de hefboom de afsluitklep geopend. Nu kan er gas stromen onder het membraan. Door de druk van het gas wordt het membraan tegen de veerspanning in omhoog geduwd. Via de hefboom wordt daardoor de afsluitklep gesloten. Het gas dat onder het membraan zit stroomt intussen naar de verbruiker, waardoor de druk afneemt en de veer de afsluitklep weer kan openen. Als het gas blijft stromen omdat er een apparaat op gas in werking is, ontstaat er een evenwicht tussen de druk van de veer en de druk van het gas onder het membraan. De afsluitklep blijft iets open om dit evenwicht in stand te houden. Wordt de gaskraan van de verbruiker gesloten dan stroomt het gas onder het membraan niet meer weg en wordt de afsluitklep dicht geduwd. De druk in de leiding blijft gehandhaafd op de door de veerspanning ingestelde druk. Wordt de gaskraan weer geopend, dan valt de druk onder het membraan weg en kan er weer gas stromen.

Uit het voorgaande is duidelijk geworden dat de gasdruk in de leiding naar de caravan wordt bepaald door de veerspanning. Wordt de veering gedraaid, dan ontstaat er een extra kracht van boven af op het membraan. Deze extra kracht moet door de gasdruk worden overwonnen om de afsluitklep te doen sluiten. Dat betekent dat de druk onder het membraan groter moet worden om dat voor elkaar te krijgen. Dit houdt in dat de druk in de leiding naar de caravan ook groter wordt.

Soms is de veerdruk afstelbaar door middel van een  stelschroef maar meestal is deze schroef verzegeld, zodat er niet mee kan worden geknoeid. Op het deksel moet dan staan op welke druk de veer is afgesteld.

N.B: de druk op het deksel moet overeenkomen met de druk waarvoor de apparatuur geschikt is. Bij vervanging moet u een regelaar monteren waarop dezelfde regeldruk is vermeld. Het membraan moet op en neer kunnen bewegen. Dit kan alleen als de ruimte erboven, dus daar waar de veer zit, in open verbinding staat met de buitenlucht. Vaak zit er in die opening een dopje waarin een piepklein gaatje zit. Dit moet groot genoeg zijn om lucht door te laten, maar het mag niet te groot zijn; anders kan er vuil binnendringen.

bron: caravanhandboek.biod.info